De Wet Collectieve Schuldbemiddeling stelt: “De aanzuiveringsregeling strekt ertoe de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen, met name hem in staat te stellen in de mate van het mogelijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden.”
Hieruit kan worden afgeleid dat de besteding van het inkomen van de schuldenaar in deze volgorde dient te gebeuren
- Leefgeld tot het bedrag dat nodig is om menswaardig te kunnen leven (gewaarborgd, voor zover en in de mate dat er inkomsten zijn)
- Buffer leefgeld voor onverwachte uitgaven
- Betaling van de boedelschulden (schulden van na de beschikking toelaatbaarheid die niet konden betaald worden)
- Kosten van de schuldbemiddelaar (als er voldoende middelen op de rubriekrekening zijn, anders via het ‘Fonds’)
- Schuldeisers (in de mate van het mogelijke)
Het leefgeld om menswaardig te leven moet worden gewaarborgd. Betalingen aan schuldeisers moeten maar gebeuren in de mate van het mogelijke.
Je kan deze trapsgewijze besteding van de inkomsten van het inkomen vergelijken met een champagne-toren. Eerst moeten de hoogste glazen gevuld worden (leefgeld en reserve leefgeld) en alleen als er voldoende middelen zijn kunnen de glazen van de schuldeisers gevuld worden.