“Conform artikel I.22.7°/1 van het WER is ondernemer “iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent”.
Conform artikel XX.99 WER kan degene die als natuurlijke persoon geen economische activiteit meer uitoefent failliet worden verklaard indien hij heeft opgehouden te betalen toen hi] die activiteit nog uitoefende.
Artikel XX.105, laatste lid WER bepaalt dat het tijdstip van staking van betaling niet worden vastgesteld op meer dan zes maanden voor het vonnis van faillietverklaring.
Uit de samenlezing van XX.99 WER en XX 105 WER (voorheen artikel 2 en artikel 12 Faill. W.) volgt dan ook dat een voormalig ondernemer kan worden failliet verklaard binnen de zes maanden na de stopzetting van de ondernemingsactiviteiten, en voor zover de faillissementsvoorwaarden voldaan waren toen hi] nog actief was als ondernemer. (zie ook o.m. Cass. AR 7226,16 november 1990, http://www.cass.be: Arr. Cass. 1990-91,323).
De heer X werkt sedert 01/07/2019 uitsluitend in dienstverband en voldoet dus niet aan de definitie van ‘ondernemer’, zoals hierboven uiteengezet onder 2.2, vermits hi] geen zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent. Zijn bestuurdersmandaat in BV Y valt evenmin te kwalificeren als ondernemerschap in de zes voorafgaande maanden. De vennootschap heeft immers haar activiteiten volledig gestaakt sedert oktober 2019. Dat hij na oktober 2019 nog bestuurder gebleven is van deze vennootschap, maakt van hem geen ondernemer in deze periode. Zijn bestuursmandaat was sedert de stopzetting van de activiteiten van de vennootschap immers de facto inhoudsloos en was er alleszins niet (meer) op gericht om op duurzame wijze in zijn levensonderhoud te voorzien.
De heer X is dus geen ondernemer, en was dat ook niet in de zes maanden die dit vonnis (of zijn aangifte van staking van betalen) voorafgaan. Als gevolg daarvan kan de heer C niet failliet worden verklaard.”
Ondernemingsrechtbank ANTWERPEN, afdeling HASSELT, 10 september 2020.