“No Cure No Pay” bij gerechtsdeurwaarders (“bij grote cliënten”) verboden en met kracht veroordeeld maar … gangbaar. Of hoe bijvoorbeeld een ziekenhuisfactuur van enkele euro’s kan oplopen tot duizenden euro’s.

Prijzenobservatorium van de FOD Economie

“De actoren op het terrein stellen vast dat incasso-ondernemingen en gerechtsdeurwaarders af en toe gebruik maken, voor hun opdrachten bij grote cliënten, van een werkwijze die ‘no cure no pay’ wordt genoemd (te weten inning op basis van een forfaitair tarief – zie hieronder). Incasso-ondernemingen en gerechtsdeurwaarders gebruiken deze werkwijze voor de minnelijke invordering, maar sommige gerechtsdeurwaarderskantoren gebruiken deze werkwijze ook voor gerechtelijke invorderingen. De praktijk van ‘no cure no pay’ is op zich niet verboden in het kader van een minnelijke invordering. Laten we immers niet vergeten dat de gerechtsdeurwaarder voor zijn buitengerechtelijke opdrachten vrij is om zijn prijzen vast te stellen. Voor de gerechtelijke invordering is deze praktijk in strijd met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en met het koninklijk besluit tot vaststelling van het tarief van gerechtsdeurwaarders, die de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de gerechtsdeurwaarder moeten waarborgen. De gerechtsdeurwaarder kan dus zijn gerechtskosten niet delen, noch er afstand van doen, zelfs niet in geval van insolventie van de schuldenaar.
Grote ondernemingen met een groot aantal onbetaalde facturen doen meer bepaald een beroep op een incasso-onder-neming of gerechtsdeurwaarderskantoor om deze facturen in te vorderen, en stellen daartoe een ‘no cure no pay’-overeenkomst op, hetzij voor een deel van de procedure (minnelijke invordering), hetzij voor de hele procedure (minnelijke en gerechtelijke invordering). Via deze werkwijze komen de onderneming (de schuldeiser) en het gerechtsdeurwaarderskantoor/incasso-onderneming (de invorderaar) samen overeen dat de schuldeiser enkel een forfaitair bedrag per dossier zal moeten betalen (of in sommige gevallen helemaal geen bedrag) indien de schuld niet kan worden ingevorderd (niet-solvabele schuldenaar), ongeacht de kosten gemaakt door de invorderaar (kosten van minnelijke procedure en gerechtskosten in geval van gerechtelijke invordering). De schuldeiser moet normaal echter alle kosten dragen wanneer de schuldenaar insolvent is. Het gerechtsdeurwaarderskantoor of de incasso-onderneming neemt dus alle risico’s op zich en hun vergoeding hangt dus af van het behaalde resultaat. Maar dankzij het groot aantal in te vorderen onbetaalde facturen voor de klant, kan het gerechtsdeurwaarderskantoor of de incasso-onderneming het zich veroorloven dit risico te nemen.
Zoals hierboven vermeld, is deze praktijk verboden in gerechtelijke procedures, aangezien de gerechtsdeurwaarder alle gemaakte kosten in rekening moet brengen (lastens de schuldenaar indien deze solvabel is of lastens de schuldeiser indien dit niet het geval is). Het is hem dus verboden een vaste of forfaitaire prijs overeen te komen, en zo (geheel of gedeeltelijk) af te zien van de betaling van zijn kosten en honoraria indien de schuldenaar insolvabel is, terwijl in dat geval de kosten en erelonen lastens de opdracht gevende schuldeiser vallen. Bovendien kan de ‘no cure no pay’-werkwijze ertoe leiden dat de gerechtsdeurwaarder zijn “verliezen” rechtstreeks wil verhalen op solvabele schuldenaars. Hoewel de kosten van een gerechtelijke procedure bij koninklijk besluit worden vastgesteld, beschikt de gerechtsdeurwaarder over een zekere beoordelingsvrijheid in zijn tussenkomst (de keuze en de frequentie van de rechtshandelingen), en bijgevolg in de gevorderde kosten (aantal handelingen, herinneringen, pogingen tot uitvoering, beslagleggingen, ….). Het averechts effect van de ‘no cure, no pay’-werkwijze is dat de gerechtsdeurwaarder zich interesseert voor het resultaat van de tenuitvoerlegging. Deze werkwijze zal hem ertoe aanzetten aanzienlijke pressiemiddelen te gebruiken en zal het risico vergroten dat de wettelijke grenzen worden overschreden (verhoging van het aantal uitvoeringshandelingen ten laste van de schuldenaar). De gerechtsdeurwaarder beschikt over openbaar gezag bij de gerechtelijke invordering. Hij wordt dus gehouden van onafhankelijk en onpartijdig te handelen.
De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders veroordeelt met kracht de ‘no cure no pay’-werkwijze, maar geeft toe dat deze werkwijze moeilijk te bestrijden is daar de grote ondernemingen en de publieke overheden de gerechtsdeurwaarders deze praktijk opleggen. De focus hieronder illustreert deze situatie in het kader van de uitvoering van een overheidsopdracht.
Merk op dat deze praktijken ook in Nederland worden waargenomen. Sinds 1 januari 2021 is een nieuwe verordening van kracht, genaamd “Verordening Grenzen Tariefmodellen Gerechtsdeurwaarders (VGtG)”. Het doel van deze verordening is het waarborgen van de kwaliteit van de ambtelijke dienstverlening en van de onafhankelijke en onpartijdige positie van de gerechtsdeurwaarder en diens integriteit, die nooit mogen lijden onder de financiële afspraken die gemaakt worden tussen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder. Met deze verordening wordt het onmogelijk dat financiele risico’s worden neergelegd bij gerechtsdeurwaarders. De kwaliteit van de beroepsgroep wordt hiermee beter gewaarborgd.”